Het contact werd gelegd via Twitter. Na een reeks berichtjes over en weer werd de uitnodiging voor een kopje koffie aangenomen. En zo gebeurde het dat ik op de eerste vrijdag in maart een gesprek had met Anita Engbers van de Werkgroep Huurders PvdA.
“Woningcorporaties zijn niet de bondgenoot van huurders”, begon Engbers. Met die stevige uitspraak was de toon gelijk gezet. Dat kan hier in Rotterdam, we zijn recht voor zijn raap. En de uitleg kon ik in belangrijke mate begrijpen.
“Woningcorporaties zijn niet de bondgenoot van huurders”.
“Corporaties bepleiten een inkomensgericht huurbeleid. Dat moeten ze niet doen. Het treft vooral jongeren die niet meer profiteren van eventuele loonsverhoging en ook geen geld overhouden om te sparen voor een koopwoning. Een andere consequentie is dat corporaties uiteindelijk alleen nog maar huisvesting bieden voor de laagste inkomens. Dat is niet goed voor de wijken en ook niet voor de middeninkomens. Corporaties moeten inzetten op een brede volkshuisvesting, waarbij ze oog houden voor middeninkomens. Een beetje scheefwonen is niet erg, want is goed voor de buurt. Scheefwoners hebben meer ruimte in hun portemonnee en in hun hoofd, omdat ze niet met overleven bezig zijn. Zet dat in voor de huurders en de wijken en dan heb je er voordeel van”.
Inderdaad. Het aandeel scheefwoners in Rotterdam is uiterst beperkt. En de groep die het betreft schommelt qua inkomen tussen de 40.000 en 50.000 euro. Nog steeds Rotterdammers met een bescheiden inkomen. Middeninkomens. Met weinig perspectief op een koopwoning of een vrije sector huurwoning. Als corporatie wil ik me daar best voor blijven inspannen. Mits het niet ten koste gaat van de groep die écht niet zonder ons kan. Want lage inkomens en kwetsbare mensen zijn onze eerste prioriteit.
Engbers vervolgt: “De huren moeten omlaag en het bouwen moet goedkoper, zodat wonen weer betaalbaar wordt. Een huurverhoging boven inflatie kan echt niet meer omdat het inkomen niet is meegegroeid. Het Rijk legt de rekening voor nieuwbouw volledig neer bij de corporaties. Hun inkomsten bestaan voor bijna honderd procent uit huur. Feitelijk belandt de rekening dus bij de huurders met een laag inkomen.”
Tja. Betaalbaarheid staat ook bij ons bovenaan het lijstje. En tegelijkertijd willen we de kwaliteit van de woningen goed houden en investeren in dat wat nodig is om voldoende woningen voor de doelgroep te hebben en te houden. In deze regio hebben we meer opgaven dan middelen. Dus een inflatievolgend huurbeleid is voor Havensteder financieel niet haalbaar, in een situatie waarin we jaarlijks 35 miljoen euro afdragen aan het Rijk vanwege de verhuurdersheffing. Onze huurders zien dit en begrijpen dit. Maar voelen het wel direct in hun portemonnee.
Bondgenoten zouden we wel kunnen zijn, in het samen optrekken om de verhuurdersheffing (in haar huidige vorm) van tafel te krijgen. Zet hem in als investeringsimpuls om nieuwe woningen toe te voegen. Of gebruik hem in het kader van herverdeling van middelen over regio’s met grote opgaven en regio’s waar dat niet zo is. Hoe krachtig zouden we zijn als twee partijen – huurders en verhuurders – aan dezelfde kant van de streep. Misschien wel drie, als de gemeente ook positie zou kiezen. Dromend over dit eindbeeld sloten we ons gesprek af. Met de afspraak dat we allebei in ons netwerk aandacht blijven vragen voor een brede volkshuisvesting voor lage en middeninkomens. Voor betaalbaar huren in de steden. En het afschaffen van de verhuurdersheffing. Toch bondgenoten 😊.
Hedy